In tal van sporten tracht men tot een maatstaf te komen voor de sterkte van een sporter. Vaak is dat niet mogelijk, en berust de beoordeling van een speler op subjectieve waarneming van zijn prestaties. Bij sommige sporten kan de sterkte uitgedrukt worden in een getal dat gebaseerd is op de toernooiprestaties van de betreffende speler. Voorbeelden hiervan zijn tennis en schaken. Bij snooker is er een systeem waarbij in toernooien punten gehaald kunnen worden. Op deze wijze wordt van professionele snookerspelers een rankinglijst samengesteld. De behaalde rankingpunten zijn uitsluitend het resultaat van winst of verlies van partijen (E.: frames), en onafhankelijk van de in de frames gescoorde punten.
Het niveau op de gemiddelde Nederlandse snookerclub is zo laag, dat vergelijking met goede professionele spelers niet mogelijk is, er is ook zelden (een vrij zinloze) gelegenheid om de krachten te meten met een goede prof. Men volstaat dan maar om in de interne clubcompetitie een ranglijst te maken op grond van frames onderling.
Snooker wordt gespeeld op een groot biljart (ongeveer 3,6 x 1,8 meter), voorzien van de zgn. pockets in de hoeken en in het midden van beide lange banden. Globaal komt het er op neer om meer ballen in de pockets te spelen (met behulp van de witte speelbal) dan de tegenstander. Overtredingen van de spelregels worden bestraft door punten aan de tegenstander toe te kennen.
Uitgebreide spelregels (Engels)
Tijdens een frame worden de scores van beide spelers genoteerd. Er kan gescoord worden door (liefst een grote serie) ballen in de pockets te krijgen, en eventueel de tegenstander te dwingen om fouten te maken (door het leggen van "snookers"). Het resultaat van een frame ziet er bijvoorbeeld als volgt uit:
Speler A Speler B serie fouls totaal serie fouls totaal 1 1 8 8 4 5 16 24 9 14 5 29 8 22 4 33 1 23 9 42 6 29 1 43 24 53 1 44 5 58 15 59 7 65 ----------------------------------------------- 24 17 65 16 4 59
Onder "serie" staan de punten die daadwerkelijk door het potten van ballen gescoord worden, met onderaan de hoogste serie (resp. 24 en 16).
De getallen in de kolom "fouls" zijn het gevolg van het maken van fouten door de tegenstander, opgeteld voor elke speler is dit resp. 17 en 4.
In de "totaal"kolom wordt tijdens de frame het totaal steeds genoteerd na elke serie of foul, zodat tijdens de partij steeds de stand op dat moment bekend is. Automatisch is het laatste getal tevens de eindscore (T), en die bepaalt wie het spelletje gewonnen heeft. Bij bovenstaand voorbeeld mag duidelijk zijn dat speler A gewonnen heeft met 65-59.
Een gelijk spel is niet mogelijk, hierin voorziet een extra spelregel (re-spotted black).
De handicap is een methode om krachtverschillen tussen de spelers te compenseren door een voorgiftsysteem (dit is bijvoorbeeld bij het bordspel go gebruikelijk).
Men kan verschillende berekeningswijzen onderscheiden. Hier wordt gesproken van de lage handicap (LH), hoge handicap (HH) en potkracht (PK).
LH = T - (b + c) = resp. 44 en 38 HH = T - c = resp. 61 en 42 PK = a = T - b = resp. 48 en 55
Uiteraard worden bovengenoemde cijfers berekend door uit te gaan van het gemiddelde van een aantal frames, bijvoorbeeld de laatste 25 frames van de speler. Op die manier kan voor een snookerclub na elke clubavond een interne ranglijst samengesteld worden.
Een beginnende speler zal zich in de eerste plaats bezig houden met b, en na enige oefening zich storten op a. Afhankelijk van talent en motivatie wordt dan een zeker spelniveau bereikt. Het inschakelen van een goede trainer kan hierin nog verbetering brengen.
Tijdens de bitter noodzakelijke trainingen wordt steeds meer inzicht verkregen in het spel (c.). Ook het kijken naar goede spelers kan hierbij helpen.
De sterkte van een speler komt in de eerste plaats tot uiting in het winnen van frames, wat immers de bedoeling is. Een ranglijst op basis van het percentage gewonnen frames is dan ook een goed uitgangspunt, maar alleen als iedere deelnemer ongeveer hetzelfde niveau van tegenstanders heeft gehad.
Waar dit niet is te garanderen, probeert men uit te gaan van de potkracht (zelden) of de handicap (laag of hoog); hierbij is het niveau van de tegenstander minder belangrijk.
Een nog niet eerder genoemde maatstaf is de zgn. hoogste serie, die in feite afhangt van alle vier voornoemde factoren die de speelkracht bepalen (zie 3.4.1. a-d).
Op mijn club werd eerst gesorteerd op hoge handicap. Na wat discussie werd gekozen voor de lage handicap. Ook nu krijg ik nog regelmatig commentaar op de resultaten zoals die wekelijks op
de ranglijst verschijnen.
Kortom: het laatste woord hierover is nog niet gezegd.
Copyright 1995, 1996 by C. van Dusschoten
Of course the text above may be freely copied or distributed, stored in a retrieval system or translated, provided that the author is mentioned.
Written on August 19, 1995, with thanks to Martin Los for some constructive comments.
Last update: January 30, 1998