Scientology - Een nieuwe godsdienst

door Prof. Dr. M. Darrol Bryant

Inhoudsopgave

 

Inhoud:

Deel I: Curriculum

Deel II: De opdracht

Deel III: De "nieuwe godsdiensten" en de theologische studie

Deel IV: Is Scientology een godsdienst

Deel V: Is Scientology een gemeenschap met een eredienst


II. De opdracht

Men heeft mij verzocht mijn mening als godsdienstwetenschapper te geven over de volgende twee vragen. 1. Is Scientology een "godsdienst"? en 2. Zijn de Scientology Kerken "huizen van eredienst"? Het is mij duidelijk dat het antwoord op deze vragen relevant is voor vragen die verband houden met de fiscale vrijstelling van de Scientology organisaties onder een aantal rechtssystemen. In mijn benadering van deze vragen geef ik enige achtergrondinformatie over het onderzoek naar nieuwe godsdienstige bewegingen, waarna ik direct inga op de hierboven gestelde vragen. Mijn analyse en antwoorden op de vragen geef ik uitsluitend in mijn hoedanigheid van godsdienstwetenschapper, en deze zijn niet gebaseerd op enige deskundigheid op juridisch of administratief gebied.

Terug naar het begin

Inhoudsopgave

III. De "nieuwe godsdiensten" en de theologische studie

In de tweede helft van deze eeuw zien we dat zowel Amerika als Europa wordt overspoeld door "nieuwe godsdiensten", waaronder groeperingen als Hare Krishna, 3HO, de Eenheidskerk, Transcendentale Meditatie en Scientology. In de publieke media worden deze meestal met het woord "cultus" aangeduid. Wanneer de aandacht van de media zich op deze "nieuwe godsdiensten" richtte, had dat in de regel te maken met sensationele beweringen als zouden de leden van deze nieuwe godsdienstgemeenschappen niet vrijwillig lid zijn, maar dat ze zouden zijn "geprogrammeerd" of "gehersenspoeld". Deze beweringen waren niet alleen aanleiding tot wetenschappelijk onderzoek (Eileen Barker, The Making of a Moonie [Hoe word je een Moonie], Oxford, 1984), maar leidden ook tot een aantal van overheidswege ingestelde onderzoeken (Hill Report over "Mind-Development Groups, Sects and Cults in Ontario" [Bewustwordingsgroeperingen, sekten en cultussen in Ontario], 1980). Bij deze op serieuze wetenschappelijke basis uitgevoerde, door de overheid ingestelde onderzoeken kon voor zulke beschuldigingen geen grond worden gevonden, maar de vooroordelen bestaan nog steeds.

Toen godsdienstwetenschappers zich in de jaren zestig en zeventig gingen bezighouden met het onderzoek naar de "nieuwe godsdienstgemeenschappen" ontdekten zij een aantal zaken die het waard zijn hier te worden genoemd. Deze onderzoeken werden in de jaren tachtig en negentig voortgezet, waarbij ook andere delen van de wereld in het onderzoek werden betrokken.

Veel van deze "nieuwe godsdiensten" waren niet echt "nieuw", maar wel nieuw voor Noord-Amerika. De Hare Krishna beweging, bijvoorbeeld, wordt vaak beschouwd als een "nieuwe godsdienst" / "cultus", maar dat gaat in feite alleen op voor Noord-Amerika. Het is een gemeenschap met een lange traditie in India, die voortkomt uit leven en werken van de 15e-eeuwse Hindoe-hervormer Caitanya. De beweging heeft in India sindsdien onafgebroken bestaan, maar kwam pas naar Noord-Amerika in de jaren zestig. Hetzelfde geldt voor een aantal andere nieuwe godsdienstige bewegingen die hun oorsprong vinden in de oosterse hindoeïstische, boeddhistische en Sikh-tradities.

Een kleiner aantal van de "nieuwe godsdiensten" is gebaseerd op de herontdekking van vergeten of veronachtzaamde facetten van oudere religieuze tradities, vaak onderdeel van de mystieke en meditatieve aspecten van de Islam, of het joodse en christelijke geloof. Zo ging het bij het eerste "deprogrammeer"-geval in Canada om een jonge vrouw die was afgestudeerd aan de Universiteit van Waterloo, en zich had aangesloten bij een charismatische katholieke stroming in Orangeville, Ontario.

Veel van de "nieuwe godsdiensten" zijn ontstaan uit van oorsprong inheemse Afrikaanse en Aziatische tradities, die werden geconfronteerd met de islamitische en christelijke zending en missie. Toen deze groeperingen hun geloof begonnen te propageren in Noord-Amerika werd dit met de nodige achterdocht bekeken, aangezien veel van de geloofsprincipes worden beschouwd als "afwijkend" van de bestaande denominaties.

Sommige van deze uit synthese ontsproten bewegingen, zoals de Eenheidskerk, vinden hun oorsprong in de christelijke missie en zending, maar bevatten daarnaast elementen van de oorspronkelijke inheemse of traditionele godsdiensten, alsmede "nieuwe openbaringen". Een soortgelijk geval is het Bahai, dat voortkomt uit de islamitische tradities maar bovendien een "nieuwe openbaring" behelst. Een aantal van de nieuwe godsdiensten was in grote lijnen werkelijk "nieuw", zoals bijvoorbeeld Scientology en Prosperos (Robert Ellwood Jr., Religious And Spiritual Groups in Modern America [Religieuze en spirituele groeperingen in het hedendaagse Amerika], Englewood Cliffs, NJ: 1973). Toch zien we, zelfs in deze laatste gevallen, dat het absolute nieuw zijn van de hand wordt gewezen, zoals bijvoorbeeld wanneer L. Ron Hubbard verklaart dat Scientology moet worden beschouwd als "een rechtstreekse expansie van het werk van Gautama Siddharta Boeddha" (Volunteer Minister's Handbook). Dus zelfs hier vinden we elementen van geloofsbeleving, uitoefening en inspiratie, of rituelen, waarvan antecedenten of parallellen te vinden zijn in oudere en/of andere geloofsrichtingen.

Godsdiensthistorici wijzen erop dat "nieuwe godsdienstige bewegingen" altijd ontstaan. In dat verband verwijzen zij naar de 19e eeuw, toen in heel Amerika "nieuwe godsdienstige bewegingen" als paddestoelen uit de grond schoten, of naar het Japan van de 20e eeuw, waar vooral na de Tweede Wereldoorlog eenzelfde verschijnsel kon worden geconstateerd. In het Amerika van de 19e eeuw waren het in de meeste gevallen weliswaar varianten op het Christendom, maar toch "nieuw". (Mary Farrell Bednarowski, New Religions and the Theological Imagination in America [Nieuwe godsdiensten en de theologische verbeeldingskracht in Amerika], Bloomington, IN: 1989.) Daar waren de Shakers en de Quakers, de Mormonen en de New Lights, de Oneidians en de New Harmonians, en nog zo'n duizend andere. Bij het aangehaalde voorbeeld in Japan hadden de meeste nieuwe geloofsrichtingen hun oorsprong in het Boeddhisme. De bekendste variant is Sokka Gakkai. Deze eerder genoemde historici komen hierbij tot de volgende gevolgtrekkingen: (i) hoewel nieuwe stromingen voortdurend ontstaan, zijn de in de meeste gevallen van zeer korte duur. Ze ontstaan rond een charismatisch, profetisch, of "openbarend" persoon en raken vaak na 2-3 jaar weer in vergetelheid En (ii) de weinige die zich wisten te handhaven ontwikkelden zich tot erkende traditionele geloofsvormen. Zoals bijvoorbeeld de Mormonen, de Kerk van Christus, de Scientists, en de Zevende-dag Adventisten, die alle bij hun ontstaan in de 19e eeuw op grote weerstand stuitten, maar nu als "erkende" geloofsgemeenschappen worden beschouwd. De Bahai gemeenschap is hiervan een niet-Noordamerikaans voorbeeld, evenals het Japanse Sokka Gakkai met zijn boeddhistische wortels.

Een belangrijke ontdekking van de theologisch sociologen was het feit, dat een van de kenmerken waarin de vroegere godsdienstige bewegingen zich onderscheiden van de latere - die in de tweede helft van de 20e eeuw in Amerika ontstonden - te vinden was in het sociale milieu. Typerend voor nieuwe geloofsrichtingen is, dat ze meestal ontstaan binnen de minst bevoorrechte sociale milieus. Dit verschijnsel manifesteert zich duidelijk aan iedereen die verzeild raakt in de gettowijken van Amerikaanse steden (of de favelas in Latijns-Amerika, of de sloppenwijken rond de steden in Afrika), of een bezoek brengt aan de armen op het platteland: dat zijn de plaatsen waar men onveranderlijk wordt geconfronteerd met een veelheid aan onbekende religieuze groeperingen. Maar in die sociale milieus wordt daaraan niet zoveel aandacht geschonken. Nieuw aan de godsdienstige bewegingen die hun oorsprong hebben in de tweede helft van de twintigste eeuw is, dat zij een heel ander sociaal milieu aanspreken: de jongeren uit de midden- en bovenlagen van de middenklasse (zie Bryan Wilson, The Social Impact of New Religious Movements [De sociale invloed van nieuwe godsdienstige bewegingen], New York, 1981). Het is goed voorstelbaar dat ouders uit de midden- en bovenlagen van de maatschappij van streek raken wanneer zij ontdekken dat hun 25-jarige zoon, die zijn studie aan Harvard heeft voltooid, een volgeling is geworden van een Koreaanse messias, of dat hun dochter van 24, afgestudeerd aan de Universiteit van Toronto, op de luchthaven "Hare Krishna" staat te zingen. Maar we weten uit de geschiedenis - de ouders van de H. Thomas van Aquino hielden hun zoon bijvoorbeeld een jaar lang opgesloten toen hij wilde toetreden tot de Dominicanen, toen een nieuwe religieuze orde - dat zulke reacties vaker voorkomen wanneer volwassen kinderen zich aansloten bij nieuwe of ongebruikelijke godsdienstige stromingen. De jonge volwassenen die zich aangesproken voelden door de populaire nieuwe godsdiensten van de jaren zestig en zeventig waren arm noch verwaarloosd. Zij waren afkomstig uit de midden- en bovenlagen van de maatschappij. Daarbij komt, dat deze bewegingen in de regel in omvang veel beperkter waren dan door de media werd gesuggereerd. Het aantal leden van veel van de nieuwe godsdienstgemeenschappen in Canada liep bijvoorbeeld in de honderden of duizenden, in plaats van tien- of honderdduizenden zoals vaak door tegenstanders van deze nieuwere gemeenschappen werd gesuggereerd. Een klein aantal groeperingen in Canada had echter meer aanhangers.

De "nieuwe godsdiensten" waren voor godsdienstwetenschappers een verschijnsel dat sommige gangbare opvattingen in een nieuw licht stelde, maar voorzover mij bekend twijfelde geen enkele godsdienstwetenschapper eraan dat we te maken hadden met verschijnselen van religieuze aard. De vraag of het nu ging om "goede" of "slechte" godsdienst werd in uitgebreide openbare discussies vaak breed uitgemeten, maar godsdienstwetenschappers twijfelden er geen moment aan dat het om godsdienst ging (J. Gordon Melton, Encyclopedic Handbook of Cults in America [Encyclopedisch handboek van cultussen in Amerika], New York, 1986 en The Encyclopedia of America Religions [Encyclopedie van Amerikaanse godsdiensten], Detroit, 1989; hierin worden ook de "nieuwe godsdiensten" behandeld).

Terug naar het begin

Inhoudsopgave

IV. IS SCIENTOLOGY EEN GODSDIENST?

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de hedendaagse academische theologische studie, zoals die is ontstaan in de 19e en 20e eeuw, en de klassieke theologische studierichtingen. Waar het doel van godsdienst zelf bestaat uit het tot uitdrukking brengen van het geloof van een bepaalde gemeenschap (christelijk, joods, islamitisch, hindoeïstisch, etc.) - in de westelijke samenleving was dit in de regel het christelijk geloof - is de academische theologische studie erop gericht alle religieuze verschijnselen op wetenschappelijke wijze te analyseren en beschrijven. Een van de eerste opgaven waarvoor de hedendaagse theologische studiewetenschap zich zag gesteld, was dan ook het loskoppelen van het begrip godsdienst van de karakteristieke identificatie met het christendom. Deze neiging om het algemene begrip godsdienst te vereenzelvigen met de karakteristieke kenmerken van vooral het christendom en andere monotheïstische godsdiensten komt nog steeds tot uiting in de standaardomschrijvingen van het begrip godsdienst in woordenboeken. Deze definities geven vaak aan dat het enige of hoofdkenmerk van een godsdienst het "geloof in een Opperwezen" is. Maar godsdienstwetenschappers kenden ook grote, eeuwenoude godsdiensten waarvan dit "geloof in een Opperwezen" geen deel uitmaakt. De belangrijkste voorbeelden hiervan waren het boeddhisme, vooral in zijn theravadinistische vormen, dat een dergelijk geloof expliciet afwijst, en het jaïnisme, dat hier eveneens onvoorwaardelijk afwijzend tegenover staat. Toch waren deze godsdiensten al meer dan 2000 jaar oud. Ook in de confucianistische tradities is het transcendentale element van ondergeschikt belang en wordt vooral de nadruk gelegd op goede menselijke betrekkingen. En bij het hindoeïsme worden we geconfronteerd met een veelheid van goden en godinnen, en niet slechts één "Opperwezen". Daarnaast namen de zeer symbolische tradities van de monotheïstische westerse geloofsvormen vaak een kritisch standpunt in met betrekking tot de voorstelling van God als "Opperwezen" vanuit de opvatting dat de Werkelijkheid van God dergelijke opvattingen te boven gaat. Bijgevolg werd het dan ook als een punt van wezenlijk belang beschouwd, tot een definitie of interpretatie van het begrip godsdienst te komen die recht deed aan de grote verscheidenheid aan godsdienstige tradities die bij mensen in de loop der geschiedenis kon worden vastgesteld.

Tegelijkertijd kon men er niet omheen, te erkennen dat de godsdienstige tradities van de mensheid tevens een dimensie bevatten die de wereldse begrippen te boven gaat. Deze dimensie of werkelijkheid werd echter op zeer uiteenlopende wijzen aangeduid. Terwijl christenen vooral het streven kenden naar een "verbond met God" en moslems gericht waren op "onderworpenheid aan Allah", trachtten boeddhisten meer tot "innerlijk inzicht" ofwel "satori" te komen, wilden hindoes de "eeuwige atman" of "het Zelf" bereiken, en streefden de jaïnisten naar het cultiveren van een "gezonde geest". De uiteindelijke definitie die de hedendaagse godsdienstwetenschap als maatstaf aanlegt, omvat dan ook enige erkenning van "het hogere", maar wel in een zodanig brede perceptie dat de definitie tevens die godsdiensten omvat die het begrip "opperwezen" niet kennen of nadrukkelijk afwijzen op grond van een andere opvatting van "het hoogste". Terwijl iedere godsdienst het leven een sacrale dimensie toekent, verstaat niet iedere godsdienst daaronder een "Opperwezen".

Waar het westerse protestantse christendom vooral de nadruk legt op het geloof als de kern van de godsdienst, leggen andere richtingen, christelijke en niet-christelijke, het accent meer op de uitoefening. Bij boeddhisme, bijvoorbeeld, vormt de uitoefening de essentie: het ritueel van de achtvoudige weg, als de te volgen weg om het lijden te overwinnen. In het hindoeïsme zien we een lange "weg naar het hoogste", waarbij het hele leven bestaat uit godsdienstuitoefening (rajyoga) of werk (karmayoga). Maar godsdienstuitoefening bestaat niet alleen uit meditatie, bezinning of handelingen. Het omvat ook bidden, ethisch gedrag, gezins- en familiebetrekkingen, en een groot aantal andere zaken. Bij alle geloofsrichtingen, maar wel in verschillende mate, gaat het erom het hele leven in te kleden overeenkomstig de maatstaven van de betreffende godsdienst, dus een voorbeeldig leven te leiden. Het praktizeren overeenkomstig de denkbeelden en de ethische richtlijnen van een bepaalde godsdienstige belevingswijze werd dan ook gezien als een medebepalende factor voor de definitie van het begrip godsdienst. Daarbij komt dat praktizeren, zoals we dat tegenkomen in godsdienstige gemeenschappen en geloofsrichtingen, vaak neerkomt op het uitoefenen van rituelen.

De hedendaagse godsdienswetenschap moest dan ook rekening houden met nog een aspect van godsdienstig leven, namelijk het rituele aspect. Riten en rituelen zijn gestructureerde handelingen binnen de godsdienstige gemeenschap, die de bezinning op de hogere dimensies van het leven vergemakkelijken. In sommige Chinese geloofsrichtingen werden riten beschouwd als essentiële elementen om de kosmische orde in stand te houden en bestonden deze uit een ingewikkelde opeenvolging van gebeurtenissen die meerdere dagen konden duren. Bepaalde godsdienstige tradities relativeren het belang van rituelen, zoals bijvoorbeeld de Quakers, maar zelfs dezen beschouwen de "samenkomst in stilte" als een essentieel element van hun gemeenschap. Hoewel de omvang van de rituelen van geloofsrichting tot geloofsrichting zeer uiteenloopt - en dat kan zelfs het geval zijn binnen één bepaalde geloofsrichting, zoals te zien is bij de rituele praal van het katholicisme en de rituele eenvoud van het mennonitische ontmoetingscentrum - vormen rituelen een vast bestanddeel van het godsdienstig leven van de mens.

Deze elementen van geloof, uitoefening en rituelen staan niet op zichzelf maar vormen, samenkomend in het leven van de godsdienstige gemeenschap, de kenmerkende levenswijze of cultuur van deze gemeenschap. Hindoes zijn bijvoorbeeld mensen die een samenstelsel van geloofselementen, gebruiken en riten delen, die alle dienen om hun manier van leven te vergemakkelijken; een manier van leven die zowel aardse als bovenaardse dimensies kent. De Latijnse oorsprong van het woord religie, religare, betekent "samenbinden", en hier zien we de dubbele betekenis van dat "samenbinden". En wel het "samenbinden" van "het menselijke en het goddelijke" door middel van een godsdienst, en het "samenbinden" van mensen in een godsdienstige gemeenschap.

In het licht van deze overwegingen definieert de hedendaagse godsdienstwetenschap het begrip godsdienst als een gemeenschap van mannen en vrouwen die zijn verbonden door een samenstelsel van geloofselementen, gebruiken, gedrag en rituelen die de intentie hebben, met behulp van deze belevingswijze, de menselijke en sacrale/goddelijke levensvorm met elkaar te verbinden. Het is hierbij echter van belang dat aan ieder aspect van deze definitie van godsdienst - gemeenschap, geloof, gebruiken, gedrag, rituelen, belevingswijze en goddelijkheid - uitleg wordt gegeven (a) vanuit de specifieke terminologie binnen een bepaalde geloofsrichting en (b) binnen deze geloofsrichting met verhoudingsgewijs meer nadruk op bepaalde elementen dan op andere. Zo kan, bijvoorbeeld, in de orthodoxe joodse leer het aspect religie zwaarder worden benadrukt dan bij het taoïsme of zelfs bij andere joodse geloofsrichtingen. Evenzogoed kan het goddelijke aspect, zoals in de joodse leer, worden uitgelegd als bovenzintuiglijke werkelijkheid, of, zoals in veel hindoeïstische richtingen, als een innerlijk maar nog niet gerealiseerd Zelf. Verschillen als deze doen geen afbreuk aan de definitie van godsdienst, maar weerspiegelen de veelheid van godsdienstige verschijningsvormen die één hedendaagse academische beschrijving moet omvatten.

Met het bovenstaande als maatstaf kunnen we dan de vraag stellen of Scientology een godsdienst is of niet. Het korte antwoord is "ja, inderdaad". We kunnen dit verduidelijken wanneer we, met bovenstaande uiteenzetting als uitgangspunt Scientology aan een nadere beschouwing onderwerpen.

Vinden we in de Scientology Kerk een aantal kenmerken van religieus geloof met betrekking tot de betekenis en de uiteindelijke afloop van het menselijk leven? Zelfs een slechts summiere bekendheid met de Scientology gemeenschap en haar geschriften kan alleen leiden tot een bevestigend antwoord.

Volgens haar eigen geschriften is Scientology een "toegepaste godsdienstige levensbeschouwing en technologie die een oplossing vindt voor de problemen van geest, leven en denken". Deze "problemen van geest, leven en denken" zijn niet permanent, maar kunnen volgens Scientology overwonnen worden. Dat overwinnen van de "problemen van geest, leven en denken" ligt volgens Scientology besloten in bewustzijn en kennis. Bij dat bewustzijn en die kennis staan de thetan en de Acht Dynamieken centraal. Dit behoeft een korte uitleg om enkele centrale aspecten van het Scientology geloof te verduidelijken. Volgens Scientology is ons mens-zijn een samenstelsel van verschillende delen: het lichaam, de geest, en de thetan. De thetan bij Scientology komt overeen met de ziel bij het christendom en de geest bij het hindoeïsme. Een deel van het levensprobleem is dat de mensen het bewustzijn van hun ware aard hebben verloren. Bij Scientology wil dit zeggen, het bewustzijn van zichzelf als thetans. Toch zijn het bewustzijn en de kennis van zichzelf als thetan van essentieel belang voor welbevinden en overleven. Mensen verwarren vaak hun diepste werkelijkheid met het lichaam of de geest, of zien zichzelf als uitsluitend lichaam en/of geest. Maar voor Scientology is het van wezenlijk belang dat de mensen hun spirituele aard herontdekken en herkennen; dat, in Scientology termen, "men een thetan is". Als thetan is de mens "spiritueel, onsterfelijk en ‘in essentie onvernietigbaar’".

Aangezien het bewustworden van zichzelf als thetan wordt overschaduwd door "engrams" of zoek raakt in de verwarring van de thetan met lichaam en/of geest, is een van de belangrijkste taken van religie de eigen spiritualiteit te herontdekken. Dat is van essentieel belang, want "de thetan is de bron van de hele schepping en is het leven zelf". Deze bewustwording is de eerste stap in het praktizeren van een godsdienst die er uiteindelijk toe leidt dat wij, in Scientology terminologie, Clear worden. Wanneer mensen zich bewust worden van hun ware aard volgens Scientology, en van de concentrische cirkels van de werkelijkheid, kunnen zij - zo geloven de Scientology aanhangers - vrij en creatief beginnen de Acht Dynamieken van het leven te doorlopen (zie What is Scientology? [Wat is Scientology?], uitg. 1992).

De fundamentele boodschap van het leven is, volgens Scientology, het overleven gedurende het doorlopen van de Acht Dynamieken. De eerste dynamiek is het "Zelf", of de dynamiek van het leven, het overleven als individu. Deze eerste dynamiek bestaat binnen steeds groter wordende cirkels van het bestaan, die reiken tot de achtste dynamiek of de Oneindigheid. Aangezien de afbakening van de Acht Dynamieken het grondbeginsel is van Scientology, is het zinvol elke dynamiek kort samen te vatten. Zoals al is aangegeven beginnen de dynamieken met het individuele bestaan of "Zelf" en de daarmee verbonden drang tot overleven, en gaan vervolgens over in de tweede dynamiek, die bij Scientology "creativiteit" of "dingen maken voor de toekomst" wordt genoemd, waaronder ook het gezin en het opvoeden van kinderen wordt begrepen. De derde dynamiek is "groepsgewijs overleven", het deel van het leven dat betrekking heeft op door vrijwillige gemeenschappen, vrienden, bedrijven, landen en rassen. De vierde dynamiek is "de mensheid", of de "drang als mensheid te overleven door de mensheid". De vijfde dynamiek is "levensvormen" of de "drang van alle levende wezens" om te overleven. De zesde dynamiek is het "fysieke universum". De zevende dynamiek is de "geestelijke dynamiek" of de drang "van het leven zelf om te overleven". De achtste dynamiek is "het verlangen te bestaan in Oneindigheid", of, wat anderen noemen "een Opperwezen of Schepper". "Met kennis van de dynamieken is iemand in staat om het even welk aspect van het leven te onderzoeken en begrijpen". (What is Scientology?, uitg. 1992). Het is gedurende het leven als geheel of, in Scientology terminologie, tijdens het doorlopen van de Acht Dynamieken, dat de religieuze reis en taak zich ontvouwen.

Vooral binnen de Achtste Dynamiek wordt men geconfronteerd met de erkenning van Scientology van "wat anderen noemen" het Opperwezen of de Schepper. Maar Scientology geeft de voorkeur aan het woord "Oneindigheid" om het "allesomvattende" aan te duiden. De terughoudendheid van Scientology met betrekking tot "Oneindigheid" vind zijn parallellen in andere geloofsrichtingen. Voor het Laatste Mysterie betracht iedere geloofsrichting terughoudendheid, of zwijgt zelfs geheel.

Voor het Scientology geloof aangaande de thetan zijn parallellen te vinden in andere geloofsrichtingen; hetzelfde geldt voor hun geloof in de Acht Dynamieken en de fundamenteel spirituele aard van dingen. De religieuze zoektocht bij Scientology vertoont meer overeenkomsten met oosterse processen van verlichting en verwezenlijking dan met de westerse varianten van de religieuze zoektocht, waarbij meer de nadruk wordt gelegd op het Heilig Testament. Sommige wetenschappers opperen zelfs dat we bij Scientology te maken hebben met een soort "getechnologiseerd boeddhisme" (F. Flinn in J. Fichter, ed., Alternatives to American Mainline Churches [Alternatieven voor de belangrijke Amerikaanse kerken], New York, 1983), terwijl anderen meer de overeenkomsten met oosterse methodes van rationele ontwikkeling benadrukken. Maar het geloof in de Acht Dynamieken kan ook worden gezien als een equivalent van de middeleeuwse versie van de Reis van de Ziel naar God, die zijn hoogtepunt bereikt in de vereenzelviging met het Laatste Mysterie: God.

Evenals een aantal andere geloofsrichtingen kent Scientology voor de religieuze zoektocht een voornamelijk religieus-therapeutische benadering, dat wil zeggen dat het benaderingsproces van de menselijke problematiek een proces is van verwezenlijking van een verloren of verborgen menselijke spirituele kracht of levensdimensie. Bij het boeddhisme gaat het er in dit proces om, te komen vanuit een onverlicht bewustzijn naar een staat van verlichting, en bij het christendom van zondig naar gered, terwijl het bij Scientology bestaat uit de weg van "preclear" naar "Clear" en hoger. Hierbij moet de staat van Clear worden verstaan als een bewustwording van iemands spirituele aard en verwezenlijkte geestelijke vrijheid, bevrijd zijn van de last van ervaringen uit het verleden en in staat een rationeel en deugdzaam leven te leiden. Dat is bij Scientology de aard van de religieuze zoektocht, het einddoel van het godsdienstig streven. Deze zoektocht houdt echter niet op bij de staat van Clear, maar gaat verder, naar hogere niveaus van geestelijke bewustwording en naar bekwaamheid op de hoogste of "Opererende Thetan" niveaus. Wie deze hoogste niveaus van voltooiing heeft bereikt, is in staat zichzelf en zijn omgeving te reguleren, of is, zoals de Scientology leer het stelt, "oorzakelijk over leven, denken, materie, energie, ruimte en tijd".

Dit nu, gekoppeld aan de eerder beschreven geloofsaspecten, is het praktizeren en uitoefenen van godsdienst. Dit aspect van Scientology wordt in hun eigen terminologie vaak omschreven als "technologie", ofwel de methodes die worden aangewend om de principes in de praktijk te brengen. Bij de godsdienstuitoefening van Scientology staat het verschijnsel auditing centraal. Dit word door de Scientologen beschouwd als een sacrament. Het is een proces waarbij men zich bewust wordt van de geestelijke barrières die verhinderen dat men zich bewust wordt van zijn wezenlijke spirituele aard als thetan en die natuurlijke geaardheid op de juiste manier te gebruiken. Deze hindernissen, die een beletsel vormen voor een volledig functionerend of verwezenlijkt leven, worden "engrams" genoemd. Een religieus voorwerp, dat bekend is onder de naam "E-meter", wordt bij auditing gebruikt om parochianen of Scientology aanhangers te helpen deze negatieve blokkades op de weg naar Clear te herkennen en te overwinnen (L. Ron Hubbard, The Volunteer Minister's Handbook, Los Angeles, 1976). Het auditing proces vindt plaats tussen een godsdienstig deskundige - een auditor die voorganger of voorganger in opleiding is bij de Scientology Kerk - en een persoon die het auditing proces ondergaat, een preclear. Het auditing proces, waarbij te werk wordt gegaan volgens vastgestelde procedures en vragen, is erop gericht de preclear zich bewust te laten worden van wat hij of zij is, en hun vermogen tot efficiënter leven te ontwikkelen. Scientologen geloven dat dit gebruik iemand in staat stelt de stap te doen van "een toestand van geestelijke blindheid naar het sublieme genot van spirituele existentie".

Equivalenten van gebruiken als deze zijn te vinden in de geestelijke training van andere geloofsrichtingen die eveneens de bewustwording van iemands spirituele aard nastreven. Hoewel de technologie van de E-meter uniek is voor de eeuw waarin wij leven, is de achterliggende gedachte dat niet. Het is te vergelijken met de rol van de mandala's in sommige boeddhistische tradities, of met meditatie met behulp van externe middelen in andere oosterse tradities.

Daarnaast zijn de Scientologen ervan overtuigd dat L. Ron Hubbard erin is geslaagd inzicht te krijgen in de aard van de werkelijkheid en een praktisch uitvoerbare techniek te bedenken om de ware aard van de mensheid te herontdekken. De geschriften van Hubbard gelden binnen de Scientology gemeenschap als dogma's, vergelijkbaar met de heilige schriften van andere geloofsrichtingen: de Veda's bij het hindoeïsme, de Sutra's bij het boeddhisme, etc. Maar de inzichten van Hubbard zijn, zo stellen de Scientologen, niet uitsluitend een kwestie van geloof, omdat ze kunnen worden bevestigd door ervaringen die voortkomen uit het praktizeren van de godsdienstige weg die Hubbard heeft uitgedacht.

De godsdienstuitoefening van de Scientologen strekt verder dan deze gecentraliseerde godsdienstige technologie en belevingswijze omdat, naarmate iemand dichter in de buurt komt van de staat van Clear en daarboven, al diens daden vrijer en dynamischer worden en meer betekenis krijgen. Op hun weg naar dat doel lezen de Scientologen hun teksten, beproeven hun geloof, functioneren in de bredere samenleving, ontwikkelen hun innerlijk leven, trouwen, en proberen zij in alles wat zij doen en in hun gedrag de idealen van hun geloof te verwezenlijken. In de Scientology literatuur is een veelheid aan verwijzingen te vinden naar "Gedragscodes" en andere ethische richtlijnen die het leven van de Scientologen moeten vormgeven.

Godsdienst is niet alleen maar een verzameling geloofselementen, riten en gebruiken. Het is ook een gemeenschap van mensen die zich verenigen in die geloofselementen, gebruiken en riten. Dit aspect van godsdienstig leven vinden we ook bij Scientology. In veel delen van de wereld komen Scientologen regelmatig bijeen als godsdienstige gemeenschap. Daar wordt gebeden, gelezen uit de Scientology Schrift, geluisterd naar opgenomen lezingen van L. Ron Hubbard, etc., handelingen die zijn bedoeld om de betrokkenheid met het geloof te verdiepen en de kennis van dat geloof aan anderen over te brengen. De gemeenschap bestaat uit diegenen die in Scientology antwoorden en technieken gevonden hebben die zich bezighouden met de fundamentele levensvragen (Eileen Barker, New Religious Movements, A Practical Introduction [Nieuwe godsdienstige bewegingen, een praktische inleiding], Londen, 1989.)

Conclusie: Op grond van deze beschouwing van Scientology, gerelateerd aan de bestanddelen van de hedendaagse wetenschappelijke definitie van godsdienst, is Scientology onmiskenbaar een godsdienst. Het heeft een eigen onderscheidend geloof in, en geeft zich rekenschap van een onzichtbare spirituele orde, het heeft eigen onderscheidende godsdienstige gebruiken en rituelen, het heeft eigen dwingende teksten en gemeenschapsvormende activiteiten.

Terug naar het begin

Inhoudsopgave

V. Is Scientology een gemeenschap met een eredienst?

Evenzeer als het noodzakelijk was, de moderne academische definitie van godsdienst zodanig bij te stellen dat deze ook godsdienstige gedragswijzen, gebruiken en geloofsrichtingen omvat die het kader van de westerse monotheïstische tradities te buiten gaan, moest ook de hedendaagse academische definitie van het begrip "eredienst" zodanig worden herzien dat deze niet alleen van toepassing was op de westerse context, maar tevens de gebruiken van oosterse religieuze en spirituele tradities omvat.

Historisch en wereldwijd gezien wordt een godsdiensthistoricus geconfronteerd met een groot aantal uiteenlopende "eredienst-verschijnselen". Bij de kosmische godsdienstige gebruiken van inheemse volkeren was de eredienst gericht op het kosmische ritme van de natuur en op de Schepper. Nagenoeg alles wat in de gemeenschap gebeurde - van jagen tot planten, van geboorte tot dood - werd voorafgegaan door een ritueel of een vorm van eredienst. In de historisch-godsdienstige tradities van het westen stonden gebed en ritueel bij de eredienst centraal. Hierbij kwam de verering op uiteenlopende wijze tot uiting: van het vijfmaal per dag Allah aanroepen in gebed tot het in herinnering roepen van het verbond met Jaweh op de heilige dagen, en het consacreren van het "Lichaam van Christus" tijdens de dagelijkse missen van het rooms-katholieke geloof. In de oosterse tradities kan eredienst bestaan uit stille meditatie, of een yogi in de eenzaamheid van het Himalaya-gebergte, of het herhaaldelijk scanderen van hemelwaarts gerichte jaïns voor de uitbeelding van een "tot wezenlijkheid gekomen ziel", of de ingewikkelde Shinto rituelen ten overstaan van de "kami" die aanwezig zijn in elke waterdruppel en in ieder blad aan een boom, of de een week lang durende diensten van "zang en gebed" van de Tibetaanse boeddhisten die de idee van een god als Schepper afwijzen. Eredienst, als algemeen begrip, wordt door hedendaagse godsdiensthistorici gedefinieerd als een reeks religieuze handelingen die de vereniging met het onzichtbare Heilige bevorderen of hierop de aandacht richten. In wereldwijd en historisch perspectief gezien gaat het hierbij om een veelheid aan handelingen en gedragswijzen.

In de Scientology Kerk vinden we een groot aantal activiteiten die het karakter hebben van eredienst. Handelingen die zijn ingesteld om de vereniging met en het zich richten op het Heilige te bevorderen. Deze kunnen worden vastgesteld in het auditing proces (hierboven omschreven) en in de training. Auditing is het proces waarbij iemand de weg aflegt van "preclear" naar "Clear" en hoger; het is de Scientology manier om het bewustworden van zichzelf als onsterfelijk spiritueel wezen, de thetan, die onzichtbare dimensie die centraal staat in de godsdienstige beleving, te vergemakkelijken. Maar even belangrijk is bij Scientology de training. Door auditing wordt men vrij; door training blijft men vrij en leert "het doel te bereiken de levensomstandigheden te verbeteren".

Zoals we al eerder hebben aangeduid, stemmen de vormen van eredienst binnen een bepaalde geloofsrichting overeen met de beleving van wat heilig is en ultiem. Bij Scientology is het de training die het mogelijk maakt, dat men de Acht Dynamieken doorloopt naar de achtste Dynamiek, de Oneindigheid. Deze training is niet willekeurig en bestaat evenmin alleen maar uit het "leren" van Scientology. Het is eigenlijk het doorlopen van een exact gedefinieerde sequentie - in eigen tempo en volgens een "checklist" - om de essentiële kennis, alsmede de vaardigheid om die kennis in het leven van alledag toe te passen, te verwerven. Scientology biedt verschillende trainingscursussen, van kennismakingscursussen tot cursussen die "kennis verschaffen over de fundamentele ontvankelijkheid van de thetan".

Bekendere vormen van eredienst vinden we in de gemeenschappelijke rituelen die plaatsvinden wanneer Scientologen bijeenkomen voor riten en ceremoniën. De Scientology literatuur beschrijft riten en rituelen die belangrijke gebeurtenissen tijdens de levenscyclus markeren: geboorte, naamgeving, huwelijk, en dood. Deze riten en rituelen verbinden deze gebeurtenissen met de geheiligde diepten van het leven, zoals de Scientology gemeenschap dat noemt (L. Ron Hubbard, The Scientology Religion [De Scientology Godsdienst], Londen, 1950; beschrijvingen van een aantal van deze riten en rituelen). Deze levenscyclus-rituelen van Scientology vinden hun tegenhanger in vrijwel alle andere geloofsrichtingen. Zulke rituelen zijn bepalend voor de overtuiging dat het menselijk leven is verbonden met onzichtbare spirituele dimensies, die moeten worden herkend en erkend om het menselijk leven de staat van vervulling en volledigheid te doen bereiken.

Handelingen van eredienst kunnen zowel een persoonlijk als een gemeenschappelijk karakter hebben. Dit manifesteert zich waarschijnlijk het meest in het gebed, maar het is ook het geval bij meditatieve handelingen en spirituele activiteiten. Of het nu gaat om een soefi die alleen zit te bidden, of om een wervelende gebedsdans samen met anderen, men is bezig met een handeling van eredienst. Of het nu een eenzame boeddhist is op een glooiende helling in diepe meditatie verzonken, of het gemeenschappelijk zingen van een sutra, het gaat in beide gevallen om handelingen van eredienst.

Scientology kent zowel persoonlijke als gemeenschappelijke handelingen van eredienst. Maar bij Scientology staat, net als bij de oosterse bewustwordingstradities, de persoonlijke verrichting centraal. Dit proces van bewustwording, of ontplooiing naar volkomen geestelijke vrijheid, is bij Scientology gebaseerd op auditing en training. Het is te vergelijken met de "goeroe-volgeling" relatie in de oosterse tradities. Bij de "goeroe-volgeling" relatie zijn de belangrijkste handelingen van eredienst innerlijke handelingen die, in het hindoeïsme, de ontwikkeling bevorderen die moet leiden tot verwezenlijking van de atman, de ziel, wat tevens het Ultieme is. Er kan een verbinding worden gelegd tussen deze innerlijke handelingen en bepaalde uiterlijke handelingen, zoals yoga-houdingen of ademtechnieken, of zelfs met sommige andere innerlijke verrichtingen zoals het oproepen van een visueel beeld. Deze innerlijke geestelijke impulsen kunnen kortere of langere tijd in beslag nemen en maken deel uit van de handelingen van eredienst van de gelovige. Bij veel oosterse tradities kunnen de ascetische en meditatieve vormen van training en gehoorzaamheid - die dienen om de geestelijke bewustwording te vergroten - bij een individueel persoon soms vele maanden of zelfs jaren in beslag nemen, of plaatsvinden in verplichte eenzaamheid wanneer de leermeester hiertoe opdracht heeft gegeven. Ook wanneer de uitoefening plaatsvindt in eenzaamheid, is deze toch door gemeenschappelijke overtuiging, geloof en handelingen met het leven in de gemeenschap.

Bij Scientology is dit de passende context voor auditing en training, waarbij de betrekking tussen de godsdienstig raadsman en de individuele nieuweling centraal staat. Ook hier kan een vergelijking worden gemaakt met de geestelijk leider in de christelijke katholieke tradities, de dominee in de protestantse tradities, de goeroe in de hindoeïstische tradities, de Lama in de Tibetaans-boeddhistische tradities. Bij Scientology zijn deze innerlijke en spirituele handelingen, die horen bij de auditing en training teneinde iemands spirituele aard te doen ontplooien, ook gekoppeld aan het groeiproces van godsdienstige kennis en vorming. In de context van Scientology gaat het hierbij primair om het bestuderen van de geschriften en de geluidsopnames van de lezingen van L. Ron Hubbard over Dianetics en Scientology (maar ook om de cursussen die hij heeft samengesteld en de films waarvoor hij het draaiboek heeft geschreven en die hij heeft geregisseerd). Ook deze koppeling tussen geestelijke uitoefening en bestudering van de geschriften kan dwars door alle geloofsrichtingen worden teruggevonden. De klassieke hindoe-yogi betracht tegelijkertijd soberheid en leest zijn Veda's. De devote moslem leest zijn Koran en houdt zich aan de Ramadan. Deze handelingen worden geacht elkaar te versterken bij het volgen van de geestelijke weg.

Conclusie: In het licht van deze beschouwing over de gebruiken en handelingen bij Scientology kom ik tot de slotsom dat bij Scientology bijeenkomsten sprake is van handelingen van eredienst, overeenkomstig de definities van de hedendaagse godsdienstwetenschap. De handelingen en verrichtingen van de Scientologen tijdens hun bijeenkomsten voldoen aan de wetmatigheden en gebruiken die in de godsdienstige levenswijzen van de mensheid voorkomen.

M. Darroll Bryant

26 september 1994

Terug naar het begin

Inhoudsopgave